Close

Fictie // Omdat ik een romanticus ben.

Als jongste van 3 broers is het niet altijd even gemakkelijk. Ik kom als gevoelige en ietwat verlegen 3de na 2 rasechte macho’s, dus valt nogal wat geplaag mij ten deel. Ook zijn we ongeveer even groot, dus als ik al eens een nieuwe garderobe heb wordt die meestal al snel ingepikt. Om het rijtje af te sluiten zijn mijn beide broers succesvol – Thomas, de oudste, is zonet gepromoveerd tot junior executive assistant in een grote firma en Olivier haalt telkens grote onderscheidingen op de universiteit – waar ik gestopt ben met studeren en sindsdien hopeloos op zoek naar een niet compleet deprimerende job maar een beetje aanmodder.

Zo komt het dus dat ik die bewuste avond op een receptie ter ere van Thomas’ promotie alleen aan een statafel aan een flesje bier stond te nippen, in mijn nieuwe hippe jeans, me ergerend aan al die kerels strak in het pak met das en blinkende schoenen. Tot ik haar plots opmerkte, temidden van een hoop “froefroe-goed-leg-meisjes”. Een welgekend fenomeen, knappe meisjes die de nerveuze tic niet kunnen laten om maar steeds die ene haarlok goed te leggen, opnieuw en opnieuw, vooral wanneer in gezelschap. Want dat haar, dat is belangrijk. Ze viel meteen op in die in mijn ogen grijze massa en ik was op slag verkocht. Haar lange golvende haar, haar lichtjes ondeugende glimlach, de sterretjes in haar grote ogen en het goddelijkste lichaam dat ik ooit heb mogen aanschouwen. Ik moest haar aanspreken, anders zou het me de rest van mijn leven achtervolgen, als een gemiste kans die alles had kunnen veranderen. Ik werd me bewust van het feit dat ik haar met open mond stond aan te staren, dus sloot die snel en bedacht allerlei mogelijke scenario’s en openingszinnen die ik zou kunnen gebruiken. Ik stond de optie “perongeluk-tegen-haar-aanlopen” te overwegen toen het lot in mijn voordeel was en ze zich losmaakte uit de giechelende meute om zich naar het dessertbuffet te begeven. Dit was mijn kans. Ik ging naast haar staan waar ze de confituurtaartjes stond te inspecteren en zei, heel origineel en gevat,: “H.. Hallo, ik ben Séba, kort voor Sébastiaan. Toffe confituurtaartjes hé.” Ze lachte. De meest aanstekelijke en onschuldige lach ooit. “Dag Séba, ik ben Tess, aangenaam kennis te maken”, zei ze terwijl ze haar hand uitstak. Nog steeds betoverd staarde ik een tel te lang naar haar elegante hand die ze uitstak alvorens die te beantwoorden. Mijn aarzeling opmerkend vervolgde ze gespeeld trots: “Jaja, ik ben goed opgevoed en geef dus een hand.” Nog steeds lachend. “Toffe confituurtaartjes indeed, alleen jammer dat de desserts het spannendste aan heel deze receptie zijn.” Bleek dat ze daar enkel was omdat haar zus nog maar net aanvaard was in de firma en ze verplicht was zuslief te accompagneren met diens vriendinnen. Ik nam een fles wijn en stelde voor andere oorden op te zoeken, met een bord vol confituurtaartjes. We belandden op het dak van het bedrijfsgebouw en hebben daar uiteindelijk urenlang doorgebracht, met wijn, confituurtaartjes en een hoop hartsprongetjes in mijn binnenste. Toen het al bijna ochtend werd, scheurde ze een blaadje uit haar blauwe agenda en schreef haar telefoonnummer op. Met het schattigste handschrift dat je je kan inbeelden. En een kusje naast haar naam. Ik stak het in mijn broekzak, kreeg een afscheidskus en keek ze na tot ze de hoek omwandelde, vrolijk zwaaiend. Met het gevoel de koning van de wereld te zijn ging ik naar huis en naar bed.

Enkele uren later, het was al middag, schoot ik ineens wakker en merkte direct dat iemand mijn kamer was binnengeweest. Mijn bibliotheekboeken, nieuwe jeans en jas zijn verdwenen. Ik stormde mijn kamer uit en zag Olivier aan het keukenaanrecht staan, in mijn nieuwe jeans. Ik vloog er naar toe en begon als een bezetene in zijn broekzakken te voelen. “WAAR IS DAT NUMMEEEEEERRRRR!!?!”, schreeuwde ik. Hij begon hinnikend te lachen en kon bijna geen woord meer uitbrengen van de pret. Blijkt dat hij die ochtend naar de bibliotheek was geweest en het wel grappig vond het “schattige telefoonnummer” uit mijn broek daar in één van de boeken van de rij “net binnengebracht” te verstoppen.

Het is nu de 17de dag dat ik hier de wacht hou, aan de ingang van de bibliotheek, iedereen die buiten komt zijn boeken controlerend, op jacht naar het telefoonnummer. En zolang ik me haar lach herinner, geef ik niet op.